Werken met juridisch materiaal ziet op de vaardigheid om juridisch materiaal in brede zin te kunnen vinden, lezen, begrijpen en analyseren. Het materiaal betreft zowel wetteksten en jurisprudentie, als ook de wetgeschiedenis en andere juridische literatuur. Het doel is dat je juridisch materiaal optimaal kunt gebruiken voor juridisch onderzoek en in de juridische beroepspraktijk.

Deze vaardigheid ziet op het formuleren van een onderzoeksvraag, het formuleren van een relevant toetsingskader en het vaststellen van een methode om de onderzoeksvraag (op een wetenschappelijk verantwoorde manier) te beantwoorden. Deze vaardigheid richt zich niet enkel op één type positiefrechtelijk onderzoek (waarin een rechtsvraag centraal staat), maar omvat ook meer diverse onderzoeksmethodes en perspectieven om naar het recht te kijken, waarbij andere disciplines een rol kunnen spelen.

Onderbouwd (juridisch) oordelen ziet op de vaardigheid van het opstellen van een deugdelijke argumentatie op basis van het juridische materiaal dat je hebt bestudeerd voor het beantwoorden van je rechts- of onderzoeksvraag. Daarnaast gaat het om de vaardigheid om op basis van de argumentatie tot een eigen oordeel te komen ofwel een onderbouwd eigen antwoord op de rechts- of onderzoeksvraag dat je in een breder kader plaatst.

Een argumentatie stel je op door juridisch materiaal te bestuderen, door op basis daarvan verschillende argumenten en gezichtspunten te inventariseren (voor en tegen) en mogelijke antwoorden op de rechts- of onderzoeksvraag tegen elkaar af te wegen.

Schriftelijke vaardigheden zien op de vaardigheid om je in alle opzichten schriftelijk goed uit te kunnen drukken. Taal is immers een belangrijk gereedschap van een jurist. Het is belangrijk dat de opbouw en schrijfstijl goed aansluiten bij de vorm en functie van het stuk en bij de doelgroep. Zo verschilt de opbouw van een pleidooi van een brief aan een cliënt of een artikel in een juridisch vakblad. Het stuk dient in alle gevallen prettig leesbaar, overtuigend en begrijpelijk te zijn.

Spreekvaardigheid ziet op de vaardigheid om een onderbouwde juridische argumentatie en conclusies op een heldere en overtuigende wijze te presenteren, voor een publiek van juristen of niet-juristen. Het is van belang dat je inhoudelijk voorbereid bent, maar ook dat de manier van presenteren overtuigend en boeiend is. Daarvoor is nodig dat het betoog een heldere structuur heeft, maar ook taalbeheersing en communicatieve vaardigheden zijn van belang.

Ethisch bewustzijn ziet op de vaardigheid om onderscheid te kunnen maken tussen wat moreel juist of onjuist is. Voor juristen is juist deze vaardigheid van groot belang, vanwege het effect dat juridisch werk heeft op mens en maatschappij. Ethisch bewustzijn vangt aan met het goed doordenken van de consequenties van juridische keuzes en acties. Daarnaast leer je het belang van ethisch verantwoord wetenschappelijk handelen. Waar juridisch ethisch bewustzijn gericht is op het effect van het werk van een jurist, gaat wetenschappelijk ethisch bewustzijn erom dat je bij wetenschappelijk onderzoek integer, onafhankelijk en onpartijdig te werk gaat.